De opbouw van de jaartaak in het PO

De opbouw van de jaartaak is afhankelijk van het aantal ingeroosterde lesuren en het gekozen percentage van de opslagfactor. Om de samenhang tussen de 5 taakonderdelen te verduidelijken, beschrijf ik deze als een recept voor een flinke taakflip. Daaronder bespreek ik de gevolgen van een verlofopname voor de jaartaakopbouw. 

inhoud

De jaartaak OP en OOP met lesondersteunende taken bestaat uit 5 onderdelen

Voor een jaartaakflip bij een werktijdfactor van 1,0 nemen we om te beginnen een flink glas waarin precies 1659 liter past dat we als volgt vullen met:

  • Professionalisering

We beginnen met een laagje professionalisering van 83 liter; dat is bij wtf 1,0 bij iedereen evenveel.

  • Duurzame inzetbaarheid

Daarbovenop komt een laagje duurzame inzetbaarheid – dat is bij beginnende leerkrachten 80 liter, daarna tot 57 jaar 40 liter en vanaf 57 jaar 170 liter. We doen in dit recept 40 liter.

  • Ingeroosterde lesuren

Vanaf 1 augustus 2019 is dat maximaal 940 liter, mag ook wat meer zijn, maar dat kan alleen met instemming van de leerkracht. We doen nu een laag van precies 940 liter.

  • Voor- en nawerk

Dat hangt af van het binnen de school gekozen opslagpercentage over de ingeroosterde lesuren. We kiezen 40%, dat is dus over 940 uur gerekend 376 liter.

  • Overige (school)taken

Daarmee maken we tenslotte het glas vol. Omdat dit glas in dit voorbeeld tot nu toe met 1439 liter gevuld is, maken we het tot de rand vol met 220 liter (1659 – 1439 = 220) overige taken.

 

De opbouw van de jaartaak bij wtf 1,0

* Bij een groter aantal uren voor de duurzame inzetbaarheid is het aantal uren dat overblijft voor de overige (school)taken uiteraard kleiner.
 

We hebben slechts invloed op twee van deze taakonderdelen

Zoals je in bovenstaand recept ziet, zijn er in de jaartaak twee onderdelen waarop we wat de omvang betreft, invloed hebben:

  1. De ingeroosterde lesuren – er kunnen meer of minder lesuren zijn ingeroosterd dan de maximale lestaak volgens de aanstelling;
  2. De uren voor het voor- en nawerk – want die uren zijn zowel afhankelijk van het aantal ingeroosterde lesuren als het gekozen opslagpercentage.


Het aantal uren voor de
duurzame inzetbaarheid en de professionalisering ligt, afhankelijk van het salarisnummer en de leeftijd, vast volgens de CAO-PO. Er blijft dus afhankelijk van leeftijd, salarisnummer en aanstelling, bij iedereen een vast aantal uren over om te verdelen over de lestaak, het voor- en nawerk en de overige taken.


Lestaak, voor- en nawerk en overige schooltaken vormen waterbed

De uren voor deze laatste drie taakonderdelen vormen dus een waterbed. Hoe meer lesuren worden ingeroosterd, hoe meer uren er berekend worden voor het voor- en nawerk en hoe minder uren er overblijven voor de overige taken.

Hieronder twee voorbeelden van de invloed van de opslagfactor op het overblijvend aantal uren voor de overige taken.

 

De jaartaak bij 940 ingeroosterde lesuren en een opslagfactor van 40%
 

De jaartaak bij 940 ingeroosterde lesuren maar een hogere opslagfactor

Als er méér lesuren zijn ingeroosterd zoals in het voorbeeld hieronder, worden er ook méér uren voor het voor- en nawerk berekend en blijven er dus mínder uren over voor de overige taken.


De jaartaak bij 954 ingeroosterde lesuren
 

De jaartaakopbouw van ambulante leerkrachten

Ambulante of gedeeltelijk ambulante leerkrachten geven geen of minder les. Hierdoor blijven er heel veel uren over. Deze overblijvende uren moeten dan worden verdeeld over de ambulante functietaken en de overige taken.
Wanneer op het invoerformulier ambulante dagdelen zijn aangeklikt, verandert op het teamlidblad van deze leerkracht in rubriek J het label overige taken vanzelf  in ‘overige/amb(ulante) taken‘ (zie voorbeeld hieronder).

Onderin rubriek K kan nu het aantal uren worden ingevuld dat bestemd is voor de ambulante functietaken. Het aantal uren dat dan nog overblijft is dan bestemd voor de overige taken. Zie het voorbeeld hieronder.

In dit voorbeeld is een voltijder op de donderdag en vrijdag ambulant. Het aantal overblijvende uren voor de overige/ambulante taken is 766. Onderaan rubriek K is het aantal uren (566) voor de functietaken ingevuld, zodat er 200 uur overblijft voor de overige taken. Om te weten hoeveel uren voor de overige taken ongeveer moeten overblijven, kijk je naar het aantal uren dat een nietambulante leerkracht heeft met eenzelfde aanstelling.
Tip: Klik op het invoerformulier van de ambulante leerkracht de ambulante dagdelen ook als lesdagdelen aan (je hoeft de ambulante dagdelen niet eerst weg te klikken, want deze worden dan vanzelf genegeerd) en noteer het aantal uren dat dan voor de overige taken is berekend. Vergeet daarna niet die lesdagdelen weer weg te klikken.
 

Jaartaakopbouw en het budget duurzame inzetbaarheid

Teamleden van 57 jaar of ouder krijgen naast het basisbudget van 40 uur een bijzonder budget van 130 uur (deeltijders naar rato van de aanstelling) en kunnen deze 170 uur geheel of gedeeltelijk als verlof opnemen.

De jaartaakopbouw wanneer het budget niet wordt ingezet of gespaard
Als dit verlof niet wordt opgenomen of gespaard, ziet de jaartaak er zo uit:


Merk op dat door het grote aantal uren voor de duurzame inzetbaarheid, er nog maar 90 uur overblijft voor de overige taken.

De jaartaakopbouw wanneer het budget wordt gespaard

Wanneer het budget niet als verlof wordt opgenomen, kan het (zie hieronder) ook geheel of gedeeltelijk worden gespaard. De maximale lestaak blijft bij hen onveranderd 940 uur en door het wegvallen van de uren duurzame inzetbaarheid wordt het aantal overblijvende uren voor de overige taken groter.


Wanneer de uren van de duurzame inzetbaarheid gespaard worden, blijven er meer uren over voor de overige taken

 

Het budget duurzame inzetbaarheid opnemen als verlof

Wanneer het budget van 170 uur volledig wordt opgenomen als verlof, daalt de maximale lestaak naar 839 uur en neemt het aantal uren voor de overige taken iets toe tot 231.


Voor alle bovenstaande overzichten geldt dat de berekende uren voor het voor- en nawerk en de overige taken, afhankelijk is van het daadwerkelijk aantal ingeroosterde lesuren!
 

De jaartaakopbouw bij een opname overige verlof

Bij een opname van het overig verlof, zoals een ouderschapsverlof, worden de (arbeids)uren van het verlof afgetrokken van de jaarlijkse arbeidsduur; de jaartaak wordt door de verlofopname dus kleiner!

Dit betekent niet alleen dat er afhankelijk van de dagen waarop het verlof wordt opgenomen minder lesuren worden gegeven (en minder uren voor het voor- en nawerk nodig zijn), maar er ook minder uren voor de duurzame inzetbaarheid, professionalisering en overige taken overblijven.

Wanneer op het teamlidblad onderaan rubriek J de verlofopname wordt ingevuld (zie voorbeeld hieronder), worden de nieuwe uren voor bovengenoemde taakonderdelen vanzelf herberekend en naast het betreffende taakonderdeel getoond. Ook op het activiteitenoverzicht op de tweede pagina van het teamlidblad worden deze uren automatisch aangepast.

Let erop dat bovenstaande niet geldt voor een verlofopname duurzame inzetbaarheid; deze wordt immers op het invoerformulier ingevuld, waardoor de juiste overblijvende jaartaak al is berekend!


In dit voorbeeld waarin een voltijder aanvankelijk 955 lesuren is ingeroosterd, zijn 560 uren ouderschapsverlof opgenomen en onderaan rubriek J  ingevuld. De uren voor de drie taakonderdelen zijn nu automatisch opnieuw berekend en worden naast het taakonderdeel getoond.
   De lesuren en uren voor het voor- en nawerk worden niet opnieuw berekend, omdat het aantal lesuren dat uitvalt afhankelijk is van de weekdagen waarop het verlof wordt opgenomen. De lesuren die binnen het verlof vallen worden eenvoudigweg niet gegeven en de bijbehorende uren voor het voor- en nawerk niet benut, en behoeven dus ook niet berekend te worden.
 

Het bepalen van de verhouding tussen de ingeroosterde lesuren en de overige taken

Vanaf de CAO-PO 2018 wordt de opslagfactor niet meer genoemd en staat er dat ‘het team de verhouding bepaalt tussen de lesuren en de overige taken‘, én ook nog eens het aantal uren voor het voor- en nawerk bepaalt. Na bovenstaande begrijp je dat dit dus rekenkundig onmogelijk is!

Lees 
hier waarom je de opslagfactor in ere moet houden.

 

De opbouw van de jaartaak van het OOP zonder lesondersteunende taken

   De jaartaak van het OOP zonder lesondersteunende taken bestaat uit drie taakonderdelen:
  1. Duurzame inzetbaarheid
  2. Professionalisering
  3. De werkzaamheden
Lees hier meer over de jaartaakberekening van het OOP zonder lesondersteunende taken.

Vragen of reageren? Plaats hier je vraag/reactie.