Vijf valkuilen bij de inroostering van de les- en arbeidsuren

Bij de inroostering van de les- en arbeidsuren worden nog wel eens fouten gemaakt bij het ‘compenseren’ van ’te weinig of te veel’ ingeroosterde uren. Deze fouten worden veroorzaakt doordat men de samenhang binnen de jaartaakonderdelen niet goed begrijpt, of doordat men vasthoudt aan de statische normjaartaak, terwijl in de planner de taakonderdelen dynamisch, dus met inachtneming van het aantal ingeroosterde lesuren, worden berekend.

inhoud

Valkuil 1: ‘Te weinig’ ingeroosterde lesuren worden alsnog extra ingeroosterd

Wanneer op de vaste werkdagen minder lesuren zijn ingeroosterd dan het maximum aantal lesuren volgens de aanstelling (bij wtf 1,0 dus 940 uur), is het in de meeste gevallen niet nodig deze minder ingeroosterde lesuren op zogenoemde ’terugkomdagen’ alsnog in te roosteren.
Het idee dat er niet genoeg gewerkt wordt als niet alle beschikbare lesuren zijn ingeroosterd, stamt nog uit de tijd dat er bij de inroostering alleen naar de lesuren werd gekeken en niet naar de overige taakonderdelen.

Mínder ingeroosterde lesuren betekent in de planner automatisch méér overige taakuren
Wanneer echter minder lesuren zijn ingeroosterd, worden er door de planner ook minder uren berekend voor het voor- en nawerk en blijven er dientengevolge méér uren over voor de overige (school)taken.
Het totaal aantal uren van de jaartaak (zie rubriek J op het teamlidblad) blijft dus onafhankelijk van het aantal ingeroosterde lesuren, altijd precies de jaarlijkse arbeidsduur volgens de aanstelling (wtf x 1659 uur). Er is dus helemaal geen sprake van dat wie minder lesuren is ingeroosterd dan het maximum volgens de aanstelling (wtf x 940 uur), te weinig zou werken. Er is bij de inroostering van méér (of minder) lesuren alleen sprake van een wisselende verdeling van de uren over de 3 taakonderdelen: lestaak, voor- en nawerk en overige (school)taken.

Er moet dan wél serieus werk van de verdeling van de overige taken worden gemaakt
Bovenstaande snijdt uiteraard alleen hout, wanneer van de inplanning en verdeling van de overige taken serieus werk wordt gemaakt, en dat het minder inroosteren van lesuren dan in de praktijk ook daadwerkelijk betekent, dat deze leerkracht zichtbaar méér uren voor de overige taken wordt ingepland dan het geval zou zijn bij de inroostering van een grótere lestaak.

Wanneer wél terugkomdagen inroosteren?
Dit betekent overigens niet dat een leerkracht die voldoende lesuren (én arbeidsuren!) overhoudt om nog één of meer lesdagen extra ingeroosterd te kunnen worden, nooit extra zou kunnen worden ingeroosterd. Om de formatie ‘rond’ te krijgen is dit nu eenmaal soms echt noodzakelijk. Maar ook wanneer een leerkracht naar verhouding erg veel nog in te roosteren lesuren overhoudt, en de aanstelling kennelijk niet aansluit op de vaste werkdagen, is het niet onredelijk deze geheel of gedeeltelijk buiten de vaste werkdagen om, extra in te roosteren.
Deze extra lesdagen worden opgevoerd in rubriek F van het betreffende teamlidblad. Na invulling van de les- en arbeidsuren van deze extra inzet, worden de ingeroosterde uren van de lestaak, het voor- en nawerk en de overige taken opnieuw berekend en is de nieuwe jaartaakopbouw zichtbaar in rubriek J.

Extra inroostering moet vóór de zomervakantie zijn vastgelegd
Denk er wel aan, dat volgens de CAO-PO deze extra uren vóór de zomervakantie zijn afgesproken en vastgelegd in de (uitgereikte) taakberekening. Na de zomervakantie is er geen mogelijkheid meer deze inzet éénzijdig op te leggen en ben je afhankelijk van de welwillendheid van de leerkracht om hieraan mee te werken.

De inroostering van opnemers van het verlof duurzame inzetbaarheid
Bij degenen die een verlof duurzame inzetbaarheid opnemen, is het vaak zelfs bij benadering niet mogelijk de overblijvende beschikbare les- en arbeidsuren elke week volgens een vast schema in te roosteren. Zij zullen in veel gevallen dus nog een flink aantal (les)dagen extra moeten worden in- of uitgeroosterd. Dit behoort echter tot de normale inroostering en heeft dan niets te maken met ’terugkomdagen’.

Voor extra in te roosteren lesdagen, moeten ook voldoende arbeidsuren over zijn
Denk er bij de extra inroostering van lesdagen wel aan, dat er naast de lesuren hiervoor ook voldoende nietingeroosterde arbeidsuren over zijn; dus zo’n 8 of 8,5 arbeidsuren per lesdag.

 

Valkuil 2: ‘Te weinig’ ingeroosterde lesuren worden gecompenseerd door méér overige taken

Zoals je hierboven hebt gelezen, worden de minder ingeroosterde lesuren in de planner automatisch verrekend met méér uren voor de overige taken, zodat het totaal van de jaarlijkse arbeidsduur (zie rubriek J) altijd gelijk blijft. Het alsnog méér uren inplannen bovenop de door de planner al berekende uren voor de overige taken, betekent dus dat er dubbel wordt bijgeteld, waardoor overwerk* ontstaat!

*) De berekende jaartaak zoals onderaan rubriek J is te zien, wordt dan immers verlengd met deze extra ingeroosterde uren voor de overige taken

Valkuil 3: ‘Te veel’ ingeroosterde lesuren worden gecompenseerd door deze af te trekken van de uren voor de overige taken

Wanneer méér lesuren zijn ingeroosterd dan het maximum volgens de aanstelling, worden er ook méér uren berekend voor het voor- en nawerk en blijven er minder uren over voor de overige taken, zodat de jaarlijkse arbeidsduur (zie rubriek J) gelijk blijft. De méér ingeroosterde lesuren dan nóg een keer aftrekken van de uren voor de overige taken, zou dus in dit geval een dubbele aftrek inhouden!
 Overigens kan het méér inroosteren van lesuren dan het maximum, sinds 2018 alleen met instemming van de leerkracht. Wanneer deze er niet mee akkoord gaat, zullen de te veel ingeroosterde lesuren moeten worden uitgeroosterd. Wanneer er voor elke uitgeroosterde lesdag ook nog 8 of 8,5 teveel ingeroosterde arbeidsuren zijn, zouden dit echte vrije dagen kunnen zijn. In de meeste gevallen zal er echter, ook als er op de vaste werkdagen méér lesuren blijken te zijn ingeroosterd, toch nog een aantal nietingeroosterde arbeidsuren overblijven. De uit te roosteren lesdagen vallen in dat geval dan deels of geheel binnen de arbeidsduur, en worden met andere taken* op school doorgebracht.
   Ook hier geldt weer dat het wél of niet akkoord gaan door de leerkracht met méér ingeroosterde lesuren, afhankelijk is van de ernst die gemaakt wordt bij de verdeling van de overige taken. Wanneer de leerkracht weet dat het geven van méér lesuren daadwerkelijk gecompenseerd wordt door een merkbare verkleining van het overige takenpakket, is de kans natuurlijk groter dat deze met een grotere lestaak akkoord gaat, dan wanneer de overige taken naar willekeur over het team verdeeld worden.

*) Let op: Wanneer er extra taken voor deze dagen worden opgedragen, moeten hiervoor binnen de uren voor de overige taken nog wel voldoende uren beschikbaar zijn. Anders zou het tijdsbeslag van de totale jaartaak worden overschreden en ontstaat er in feite overwerk!
Deze dagen worden dus gevuld met activiteiten of taken die al in de jaartaak zijn opgenomen, of met extra taken wanneer daar binnen de beschikbare uren van het betreffende taakonderdeel nog ruimte voor is.

Valkuil 4: ‘Te weinig’ ingeroosterde arbeidsuren worden verrekend met extra schooltaken 

Wanneer een leerkracht korter is ingeroosterd dan de jaarlijkse arbeidsduur volgens de aanstelling, wordt dit nog wel eens ‘gecompenseerd’ door deze leerkracht dan extra overige taken te geven.

Dit klopt echter niet
Wanneer je naar de taakopbouw in rubriek J kijkt, zie je dat het totaal van de 5 taakonderdelen altijd precies de jaarlijks arbeidsduur is. Wanneer je dus aan het aantal berekende uren voor de overige taken nog een aantal uren zou toevoegen, wordt de jaarlijkse arbeidsduur lánger dan de jaartaak volgens de aanstelling en ontstaat er in feite overwerk dat extra uitbetaald zou moeten worden!
Wanneer een leerkracht minder arbeidsuren is ingeroosterd dan zijn of haar jaarlijkse arbeidsduur, wil dat niet zeggen dat er dan minder gewérkt wordt, maar betekent dit slechts dat niet álle arbeidsuren van de jaartaak plaats- en tijdgebonden zijn ingeroosterd. En dat wil niet zeggen dat deze uren dan niet gewerkt worden, want behalve de lestaak, behoeven veel taken en activiteiten niet allemaal plaats- en tijdgebonden te worden uitgevoerd.
   Uiteindelijk is de kwaliteit van de uitvoering van de taken van meer belang dan de plaats en tijd waar zij verricht worden.

Voltijders kunnen nooit volledig worden ingeroosterd
Voltijders overigens, zullen met een 40-urige werkweek binnen de ongeveer 39 á 40 schoolweken, nooit volledig kunnen worden ingeroosterd en houden elk jaar zo’n 1 á 2 weken nietingeroosterde arbeidsuren over, en dat is dus verder geen enkel probleem. Het urentotaal van al hun taken en activiteiten samen, blijft namelijk, ingeroosterd of niet, gewoon 1659 uur. De lestaak zal (buiten coronatijd) grotendeels op school worden verricht, maar wáár en wannéér al die andere taken en activiteiten van de overige 4 taakonderdelen verricht worden, is minder belangrijk dan de kwaliteit ervan.
En wat voor de voltijders geldt, geldt mutatis mutandis uiteraard ook voor de deeltijders, want ook zij zullen na de inroostering op de vaste werkdagen vaak nog een aantal niet plaats en tijdgebonden ingeroosterde arbeidsuren overhouden.
   Hoe je er voor kunt zorgen dat deeltijders verhoudingsgewijs ongeveer evenveel arbeidsuren worden ingeroosterd als voltijders, lees je hier.

Valkuil 5: Teveel ingeroosterde arbeidsuren worden verrekend met minder uren voor de overige taken

Wanneer er op de vaste werkdagen op jaarbasis méér uren plaats- en tijdgebonden blijken te zijn ingeroosterd dan de jaarlijkse netto arbeidsduur volgens de aanstelling, rijst bij veel leerkrachten de vraag hoe het kan dat er teveel arbeidsuren zijn ingeroosterd en er tegelijkertijd ‘extra’ uren zijn ingeroosterd voor de overige taken. En soms wordt dit dan nogal eens ‘opgelost’ door dan ter compensatie het aantal in rubriek J berekende aantal uren voor de overige taken te verminderen met de teveel ingeroosterde arbeidsuren. Dit is echter onjuist.
   Om te beginnen zijn de uren voor de overige taken geen extra uren, maar gewoon de uren die binnen de jaarlijkse arbeidsduur overblijven na aftrek van de berekende uren voor de duurzame inzetbaarheid, de professionalisering, de ingeroosterde lesuren en het voor- en nawerk volgens de opslagfactor. Deze berekening van de verdeling van de jaarlijkse arbeidsuren (volgens de aanstelling) over bovengenoemde vijf jaartaakonderdelen staat dus los van het aantal arbeidsuren dat een leerkracht volgens de vaste werkdagen op jaarbasis plaats- en tijdgebonden is ingeroosterd.
   Het verminderen van het berekend aantal uren voor de overige taken verandert dus niets aan het feit dat een leerkracht teveel arbeidsuren plaats- en tijdgebonden is ingeroosterd. Met andere woorden: het aantal uren voor de overige taken wordt dan wel minder, maar het aantal teveel plaats- en tijdgebonden ingeroosterde arbeidsuren blijft onveranderd teveel!
   Een teveel aan ingeroosterde arbeidsuren kan maar op één manier worden opgelost: óf door deze als overwerk extra uit te betalen, óf ze als echte vrije uren uit te roosteren.

Meer lezen: